Externe veiligheid - Lokaal en Regionaal beleid

De gemeente heeft een Externe Veiligheidsvisie. Enkele belangrijke begrippen uit het ‘werkveld’ externe veiligheid worden hier verduidelijkt:

Groepsrisico

Het is goed te begrijpen waarom wij als samenleving anders naar het groepsrisico kijken dan naar individuele risico’s. Immers, een ramp waarbij 10 doden vallen door opslag of vervoer van gevaarlijke stoffen heeft een enorme maatschappelijke impact, laat staan als er 100 of 1.000 doden vallen. De officiële definitie van groepsrisico in artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) luidt:

“de cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof of gevaarlijke afvalstof betrokken is”.

Plaatsgebonden risico

Als de afstand tot de risicobron maar groot genoeg is, dan kun je 100% veiligheid bereiken. Nederland is te klein om grote afstanden te hanteren. Daarom is gekozen voor het bieden van een basisveiligheid aan burgers door de norm voor het plaatsgebonden risico (PR). Dit is de kans dat een onbeschermd persoon op een bepaalde plek komt te overlijden door een ongeval met gevaarlijke stoffen.

PR10-6 is een eenheid voor ‘een miljoenste dood’. Dat is in Nederland de kans per jaar dat een onbeschermd persoon op een zekere plek kan overlijden als direct gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Binnen deze contour is het risico groter en gelden beperkingen. Kwetsbare objecten, zoals woningen in hoge dichtheid of ziekenhuizen, zijn niet toegestaan binnen de contour. Beperkt kwetsbare objecten, zoals verspreid liggende woningen of winkels, zijn alleen toegestaan als daar een goed gemotiveerde reden voor is.

Risicobronnen en regelgeving voor externe veiligheid

Binnen externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt tussen stationaire risicobronnen en mobiele risicobronnen. Onder stationaire bronnen worden bedrijven verstaan die gevaarlijke stoffen zoals LPG en propaan in grote hoeveelheden toepassen in hun productie proces en/of opslaan. Mobiele risicobronnen zijn de grote transportaders binnen Nederland waar gevaarlijke stoffen in bulk worden vervoerd. Deze transportaders zijn zowel wegen als spoorwegen en wateren. Daarnaast vindt er ook transport van gevaarlijke stoffen plaats in de buisleidingen. Deze wijze van transport wordt vaak ook geschaard onder mobiele transportbronnen. Zowel de gemeente als de landelijke overheid heeft de verplichting om de ligging van deze bronnen weer te geven op een landelijke risicokaart.

Stationaire risicobronnen

Bij externe veiligheid in relatie tot inrichtingen gaat het om het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij gebruik en opslag van gevaarlijke stoffen. Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) legt veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico vormen voor personen buiten het bedrijfsterrein. Het gaat daarbij onder meer om LPG-tankstations, opslagplaatsen, ammoniakkoelinstallaties, spoorwegemplacementen en bedrijven die onder het Besluit risico's zware ongevallen vallen. Het Bevi bevat eisen voor het plaatsgebonden risico (PR) en regels voor het groepsrisico (GR).

Het Bevi verplicht gemeenten en provincies rekening te houden met deze eisen bij het verlenen van vergunningen en het maken van het Omgevingsplan. Op grond van het Bevi zijn in de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) voor een aantal bedrijfscategorieën (LPG-tankstations, ammoniakkoelinstallaties, opslagplaatsen) vaste veiligheidsafstanden opgenomen. Het Bevi introduceert in artikel 14 een nieuw instrument: een veiligheidscontour, waarmee het bevoegd gezag zowel in de omgevingsvergunning (toestemming milieu) als in het Omgevingsplan aan kan geven tot hoever risicovolle bedrijven of bedrijventerreinen kunnen uitbreiden.

Mobiele risicobronnen

Bij externe veiligheid in relatie tot mobiele bronnen gaat het om het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij transport van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor.

In het Basisnet en het Besluit externe veiligheid transportroutes is beschreven hoe met deze risico’s omgegaan moet worden. Het Basisnet biedt de gemeenten duidelijkheid over de maximale risico’s die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Die maximaal toelaatbare risico’s zijn met de bijbehorende risicozones voor alle relevante spoor-, weg- en vaarwegtrajecten in tabellen vastgelegd. Het Basisnet bestaat uit drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water.

Doelen van het Basisnet zijn:

  • gevaarlijke stoffen kunnen vervoeren tussen de belangrijkste industriële plaatsen in Nederland en het buitenland, ook in de toekomst;
  • risico’s voor omwonenden langs de routes binnen wettelijke grenzen houden;
  • duidelijkheid verschaffen aan gemeenten over waar wel/niet gebouwd mag worden.

Bij de vaststelling van het Basisnet is rekening gehouden met het Omgevingsplan van gemeenten (ongeacht de ontwikkelingsfase van de plannen). Op deze manier houdt het Basisnet rekening met de komende ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van de transportroutes. Daarnaast wordt er in het Basisnet ruimte gecreëerd voor de groei van het transport van gevaarlijke stoffen: de risicoruimte die het transport krijgt toebedeeld is gebaseerd op vervoersprognoses. Hierdoor wordt voorkomen dat er nieuwe veiligheidsknelpunten ontstaan.

Gemeenten kunnen wegen op hun grondgebied aanwijzen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Het gevolg van zo’n besluit is dat gevaarlijke stoffen dan alleen over de aangewezen wegen vervoerd mogen worden. Staphorst heeft binnen de gemeente één route aangewezen namelijk een deel van de N377.

Buisleidingen

In Nederland ligt ongeveer 15.000 km buisleiding voor hogedruktransport van gevaarlijke stoffen. Het gaat vooral om aardgas en brandbare vloeistoffen. In het Besluit externe veiligheid buisleidingen zijn de taken en de verantwoordelijkheden van de leidingexploitant (dit is meestal de Gasunie) en de gemeenten vastgelegd. Voor gemeenten houdt dit met name in dat binnen de risicocontour (PR) geen kwetsbare objecten zoals woningen en ziekenhuizen gebouwd mogen worden en bij voorkeur ook geen beperkt kwetsbare objecten zoals kantoren en sportterreinen. Daarnaast moet een strook vrijgehouden worden zodat onderhoud gepleegd kan worden aan de betreffende leiding. Beide reserveringen moeten opgenomen worden in het Omgevingsplan. De exploitant neemt de algemene zorgplicht in acht ter voorkoming van ongewone voorvallen, zorgt ervoor dat de leidingen voldoen aan de wettelijke constructie eisen en voert eventuele saneringen uit.